Ogen gericht alleen op het werk

Er is er één, en geen tweede. Hij heeft ook geen kind of broer en toch komt er geen einde aan al zijn zwoegen. Ook wordt zijn oog niet verzadigd van rijkdom. Nooit is het: Voor wie tob ik mij af en laat ik mijzelf het goede ontbreken? Ook dat is vluchtig en een treurige bezigheid. (Prediker 4:8)

De mens kan onvermoeibaar werken en rijk worden, toch zal hij steeds meer willen, en zo zijn ziel beroven van het zoeken naar God en het doen van het goede. Hij vraagt ​​zich niet af: “Waarvoor wil ik rijkdom?” Hij denkt er niet aan al zijn kracht te steken in het kennen van de Auteur van het eeuwige leven en de verlossing.

Mevrouw Ester Bezerra

Stenen van het Altaar

De afgelopen dagen was ik in het heiligdom van de Tempel van Salomo en mediteerde ik over wat ik daar zag...